De Parckelaer

De “Perkeler” werd voor het eerst genoemd in een brief uit 1434. Het was toen eigendom van Jacob van Meermuiden en zijn vrouw Jutte. Waarschijnlijk is de Parckelaer ooit een boerderij geweest die uitgroeide tot landgoed. In 1684 kwam het landgoed aan Ernst van Reede die was gehuwd met Cornelia van Renesse van Wilp. Het landgoed bleef tot 1843 in bezit van de familie van Reede. Er zijn maar liefst drie ambtsjonkers voortgekomen uit de familie van Reede. Begin 19e eeuw kreeg het huis Empire-vensters.In 1843 werd het landgoed gekocht door Jacob Roeters van Lennip. Zijn zoon Christiaan was een groot verzamelaar van schelpen en bouwde een internationaal bekende verzameling op, hij voorzag het pand van een nieuwe voorgevel rond 1870. In 1921/1922 werd het dak vernieuwd waarbij het torentje verdween.

In 1890 werd de Parckelaer, inmiddels sterk ingekrompen, verkocht aan Jacob de Vries. Na zijn overlijden in 1894 ging het over naar zijn zus Margaretha, die er niet ging wonen maar het verhuurde. Het huis was ook een tijd onbewoond en raakte in verval. In 1914 huurde Piet Coldeweij, mededirecteur van de Deventer koekfabriek het huis; hij kocht het in 1924. Coldeweij bleef er wonen tot zijn dood in  1962, eerst met zijn zuster, en later alleen. Coldeweij was een getalenteerd kunstschilder met veel aandacht voor bloemmotieven. Ook was hij een niet onverdienstelijke cellist. Na zijn overlijden ging zijn zuster weer op de Parckelaer wonen.

Na haar overlijden werd het huis in oktober 1989 door haar erfgenamen verkocht aan de familie Wijnands-van der Lande; in 1990 werd het grondig gerestaureerd. Rechts voor het huis werd een nieuw koetshuis in passende stijl gebouwd. De familie Wijnands verkocht einde vorige eeuw het huis aan de familie de Vroome, die er nu nog woont. (2024)

De historische tuin- en parkaanleg is in de Engelse landschapsstijl en dateert uit het begin van de 19e eeuw en is grotendeels bewaard gebleven.

Huis en tuin tezamen vormen een rijksbeschermde buitenplaats.